NSK wielrennen 2021: De laatste dans
Achtentwintig jaar, een reële kans dat ik de oudste officiële deelnemer ben van dit Open NSK wielrennen 2021. Mijn studententijd is langgerekt, strekt zich uit over grofweg een decennium en vandaag, zaterdag 18 september 2021 zet ik een punt achter deze periode. Ik ben op moment van schrijven twee en een halve maand geleden al afgestudeerd, maar de Domrenner en daarmee het studentenwielerwereldje hebben als een rode draad door een groot deel van deze periode heengelopen. Het voelt daarom vandaag pas alsof ik het boek pas echt sluit.
Als ik aankom in Nuenen en me naar de permanence wil begeven, zie ik een ambulance op het parcours staan met een Domrenner ernaast. Ik krijg direct een knoop in mijn maag. Jannes van Ingen blijkt frontaal te zijn geraakt door een automobilist, maar gelukkig komt hij er relatief goed vanaf. Zijn gisteren verzekerde fiets overigens niet, maar dat geeft niet.
Jannes van Weele is overigens in dezelfde wedstrijd dankzij een ultieme jump uit zijn tenen Nederlands Studentenkampioen geworden. Hij kon alleen maar verliezen na zijn twee jaar eerder behaalde titel op een niveautje hoger. Ik neem mijn hoed voor hem af, want ik zou zijn bezweken onder die druk.
Het volgende huzarenstukje komt van de dames zonder licentie. Mart heeft een dag eerder een plan uitgestippeld om de gevaarlijkste tegenstandster aan banden te leggen en eerlijk gezegd ben ik vooral heel sceptisch. Een plan is leuk, maar koers is chaos. Het lukt ons als ervaren wedstrijdrenners al vaak niet om een koers te controleren, dus waarom zou het deze dames zonder licentie dan wel lukken? De aanwijzingen van meestertacticus Mart blijken echter een schot in de … jawel. Roos komt als eerste door de laatste haakse bocht en wordt door een schreeuwende geelblauwe armada naar de finish gedirigeerd. Wat een prachtige overwinning.
Even later staan wij, Mart, Daan, Max en ik aan de start bij de amateurs en junioren. De tactiek is simpel: Daan en Mart proberen één voor één mee te zitten en mochten zij niet weggeraken trekken ze mijn sprint aan. Max rijdt pas zijn eerste echte wedstrijd en moet vooral zorgen dat hij bij het peloton blijft. Er wordt vrij laf gereden. Niemand lijkt echt voor de volle honderd procent voor een ontsnapping te willen gaan en er wordt veel naar elkaar gekeken. De weersomstandigheden blijken ook niet zwaar genoeg om het op de klinkers uit elkaar te trekken. Mart is attent en het is een aangename kennismaking met Daan. Keer op keer sluipt hij weer weg om de forcing te voeren, maar het mag niet baten.
Vandaag voel ik me heel even prof
Ik merk al snel in de wedstrijd dat er bij mij niet heel veel op zit, de power om lange beurten te draaien ontbreekt en ik beperk me tot attent van voren blijven, de boel afstoppen voor de boys en sparen voor de sprint. Je hoort de profs in een belangrijke klassieker of grote ronde wel eens zeggen dat ze door een muur van geluid gaan. Vandaag voel ik me heel even prof. Zodra we Nederwetten binnenrijden worden we omgeven door een muur van Domrennergeluid, kippenvel.
Zodra we voor de laatste keer de klinkers opdraaien weet ik precies wat ik moet doen. Het is nog drie kilometer tot de laatste haakse bocht en vanaf nu tot dat punt is het oorlog. In het ideale scenario piloteren Mart en Daan me naar die bocht en maak ik het af. Koers is echter chaos zoals ik al zei en het loopt anders. Ik zie tegen het einde van de klinkerstrook de gebroeders Haaksman een plannetje uitvoeren waarbij de één een gat laat vallen voor de ander. Ik twijfel geen moment, trek een sprint en bijt me vast in dit wiel.
Eén renner weet zich hier nog tussen te wurmen en we komen op hoge snelheid richting de laatste bocht. Ik schakel twee tanden terug, zodat ik op lage snelheid makkelijk weer op kan trekken. Ik neem de bocht aan de binnenkant. Tot nu toe ging het precies zoals ik het in mijn hoofd had. Op dat moment schuift echter de nummer één in de wedstrijd onderuit en de nummer twee moet er aan de buitenkant langs. Ik lig dus op kop met nog driehonderd meter te gaan. Kak, dat was niet de bedoeling. Driehonderd meter is te ver. Wat doe ik nu? Mijn sprint inzetten? Of houd ik heel even de benen stil en duik ik in het wiel van de eerste renner die zijn kaarten open gooit?
Ik blijk niet koelbloedig genoeg
Er loopt helaas geen ijs door mijn aderen en ik zet mijn sprint in. Dat lijkt goed te gaan. Op tweehonderdvijftig meter geloof ik in de titel. Nog tweehonderd. Ik kijk onder mijn stuur. Ik heb nog niet bijgeschakeld, mijn cadans is te hoog en ik schakel op. Zo had ik het bedacht. Gevaarlijk, maar het risico waard dacht ik. Mijn ketting schiet heel even door, ik kom met mijn knie tegen het stuur en verlies snelheid. Ik zie één man passeren, twee man passeren. Fuck, nog honderd meter. Ik blijf geven. nog vijftig. Als er maar niet nog één langs komt schiet door me heen, dat is me te vaak overkomen.
Gelukkig, er komt niemand meer langs. Derde. FUUUUUUUCKK, er komt nog even een waas van frustratie over me heen. Heel even moet het bezinken, blaas wat stoom af. Ik zie mijn ploeggenoten en ik geniet weer. Wat een bazen. Ik geef ze allemaal een box en we rijden terug naar onze muur. Podium = podium zegt men. Derde is ook mooi. Wat een prachtige laatste dans in het studentenpeloton.