Alles is relatief
Het is zondag 27 juli wanneer Lex en ik na een dag in het zadel aankomen op de Lampenhäusl camping in het Oostenrijkse Fusch an der Großglocknerstraße. Zoals de plaatsnaam al doet vermoeden staat er morgen een zwaar maal op het menu. Ik loop ongeduldig van binnen naar buiten, wanneer Lex de camping registratie in het nabijgelegen hotel doet. De hoge luchtvochtigheid gedurende de laatste kilometers in combinatie met de grijze wolken boven het dak van Oostenrijk doen mij vermoeden dat het vannacht wel eens een natte slaapzak kan gaan worden. Tot mijn ongenoegen blijk ik hier gelijk in te hebben. Nog voordat mijn eerste haring de grond heeft geraakt gaan de hemelpoorten open alsof er maandenlang een stop op heeft gezeten. In allerijl probeer ik te redden wat er te redden valt, maar mijn tent en ik hebben geen schijn van kans. Verslagen druip ik af naar de lobby. Ik probeer vrede te krijgen met het idee dat we morgenochtend 1914 hoogtemeters gaan klimmen op een aantal uren slaap dat op ik op één hand kon tellen. Als ik na de bui de lobby uitloop richting de plaats des onheils zie ik een soortgenoot van de -zoals hij hem later met Amerikaans accent zou noemen- de Broosblockner afkomen. Met rooddoorlopen ogen en tot op het zitbot doorweekt steekt hij al bibberend een enthousiaste hand naar me uit: ´´Fuck yeah man, we´re doing this´´.
Nadat hij me vroeg hoeveel een kamer kostte en of ze nog iets te eten voor hem hadden loop ik wat verdwaasd terug naar onze half opgezette tenten. Als ik terugkom in het moeras wat ze ons een kwartier geleden nog als kampeerplaats hadden verkocht vertel ik Lex dat er iemand in onze nabije omgeving is die nog meer in de shit zit dan wij. Als ik even daarna een poging doe tot schadeherstel zie ik in mijn ooghoek vier opgestoken vingers met daaraan de kletsnatte Amerikaan die ik zojuist in de lobby ontmoette. ´´4 beds, dude. 4 beds´´. Weinig overtuigingskracht blijkt ervoor nodig om Lex en mij weg te lokken van ons tentenkamp richting kamer 118. Na een warme douche doen Lex en ik een biertje met Jonathan, de man die ons zojuist van onderdak heeft voorzien. Hij blijkt mee te doen aan ´3 peaks´, een self-supported ultra-distance fietswedstrijd van Wenen naar Nice. De tot op dat moment laatste keer dat hij slaap heeft gevat was onder een boom achter een schuurtje ergens diep in de Oostenrijkse deelstaat Karinthië. Hij had die dag 474 kilometer door de bergen gefietst. Die nacht vertrekt hij om 5 ´s ochtends voor opnieuw een rondje van dergelijke proporties. Legendarisch.

Ik ben inmiddels van Amsterdam naar Wenen verhuisd. De meeste mensen die ik vertelde over mijn plannen om dat per fiets te doen vinden dat gestoord, idioot en debiel. Ondanks mijn poging tot bescheidenheid merk ik dat dergelijke opmerkingen mijn gevoel van competentie verhogen, wat aldus de fietsende psycholoog een positief effect schijnt te hebben op mijn intrinsieke motivatie. Ik neem hierin de wetenschap voor lief. Echter, wanneer Jonathan vertelt over hoe zíjn dag verlopen was voel ik me als een Amsterdamse fietstoerist, die na zijn wekelijkse rondje Hoep de hele zondag voldaan op de bank heeft liggen ontbinden. Met diep respect voel ik me gekleineerd. Een paar dagen later worden we opnieuw overklast. De Sloveense schoonvader van onze Argentijnse gastheer is een man van 60 en tot op het bot afgetraind. Met spijt vertelt de pensionado dat zijn hardloopwedstrijd van 100km over de Sloveense heuvels is afgelast. Zijn ultieme droom is echter om van Gibraltar naar Noordkaap te lopen. Aan alles kon je zien dat wanneer de man het geld zou hebben, hij het daadwerkelijk de tocht van ruim 5.000 kilometer zou volbrengen. Ongelofelijk.
Op de schaal van één tot idioot zal er altijd een bezetene zijn die hoger scoort dan ik. Gek, gekker, gekst drukt zich uit in hardloop- of fietsafstanden of in met een euro per dag in een clown kostuum maanden door Europa fietsen. Met een verleden als topsporter merk ik dat ik het lastig vind om overklast te worden door de mensen, die ik onderweg tegenkom. Wat ik heb geleerd in een kleine twee weken op de fiets is dat die ´deuken´ in mijn competentiegevoel relatief zijn en zeker niets afdoen aan hoe ik mijn grenzen aan het verleggen ben. Nooit eerder in de geschiedenis zijn mensen zoveel blootgesteld aan de prestaties van anderen. Het is super mooi om je daardoor te laten inspireren, zodat je het beste uit jezelf kunt halen. De competitie aangaan is een fantastische manier om die inspiratie een podium te geven. Echter, wanneer je je laat drijven tot waanzin die ver buiten je potentie ligt is het een zwaar bestaan in een wereld waarin er altijd iemand is die beter, gekker of verder is dan jij. Voor ons waren het in ieder geval twee fantastische weken op de fiets.
